Leertheoretisch uitgangspunt
- Home
- Oorzaken van agressie
- Kennisbank
- Leertheoretisch uitgangspunt
Het leertheoretisch uitgangspunt gaat er vanuit dat (agressief) gedrag wordt aangeleerd, dit kan op verschillende manieren. Lees hier meer over de visie van Loncke.
Het klassieke conditioneren
Leren kan op verschillende manieren gebeuren. Het eenvoudigste leerprincipe is het klassieke conditioneren: het leren is hierbij niets anders dan het associëren. Associëren gebeurt als het ene element systematisch en herhaaldelijk in verband gebracht wordt met het andere. Dergelijk leren door associatie komt heel vaak voor: het zien, horen en zelfs denken aan bepaalde personen, groepen, plaatsen, situaties en gebeurtenissen, zijn vaak voldoende om woede en agressie op te roepen.
In onderstaande volgt een voorbeeld waarin dit zichtbaar wordt. “Ik voel de agressie in me opkomen als ik gewoon het voetbalstadion binnenstap”. zegt Dave, die elke wedstrijd tussen de hooligans postvat. Wat er in feite gebeurt, is het volgende: in een voetbalstadion zijn in het verleden allerlei dingen gebeurd die geweld en agressie hebben opgeroepen. Het voetbal-stadion dat telkens als achtergrondprikkel aanwezig was, is na een tijdje voldoende geworden om een gedachtegang van geweld in de jongeman op te roepen.
Filip Loncke projectcoördinator Brothers of Charity International en docent (Adjunct Faculty) aan de universiteit van Virginia USA, levert een bijdrage vanuit een leertheoretische invalshoek.
De operante conditionering
Een complexere vorm van leren is gebaseerd op operante conditionering. Leren gebeurt immers niet alleen door directe associatie. Het gebeurt bijvoorbeeld ook door een subtiel spel van bekrachtiging en ontkrachtiging. Wanneer gedrag een positief effect tot gevolg heeft is de kans veel groter op herhaling van het gedrag.
In onderstaande volgt een voorbeeld van operante conditionering. Moeder doet samen met haar vierjarig zoontje Bruno boodschappen. In de supermarkt kijkt hij zijn oogjes uit naar al die lekkere snoep dat op vele plaatsen verleidelijk opgesteld staat. Moeder slaat aanvankelijk geen acht op zijn vraag naar snoepjes. Bruno blijft zeuren en uiteindelijk geeft ze toe. Bruno krijgt door te zeuren om snoep zijn zin en wordt hierin dus bekrachtigd: het zeuren heeft succes. Het problematisch ervaarde gedrag, in dit geval het zeuren wordt beloond, waardoor de kans op herhaling toeneemt in de toekomst.
Belonen kan op verschillende manieren plaatsvinden. Bijvoorbeeld als een persoon krijgt waar hij om vraagt, wordt het waarschijnlijker dat het gedrag zich opnieuw zal voordoen. Belonen kan ook gebeuren door sociale aandacht of door het verzekeren van aanvaarding in een groep. Sven en Imed slenteren, omringd door hun kameraden over de speelplaats. Ze bewegen binnen de criminele sfeer: diefstal, afpersing en vandalisme. Als recentste leden hebben ze zich een plaats in de groep weten te verwerven door actief mee te doen aan het bekrassen van auto’s in de buurt van de school en geld af te persen van medeleerlingen op school. Sven en Imed die zich geïdentificeerd hebben met een groepje jeugdige delinquenten zullen in de toekomst nog meer herrie gaan schoppen als zij daarvoor door aandacht en aanvaarding in hun deviante groep beloond worden.
Problematisch gedrag wordt in opvoedingssituaties soms aangemoedigd, ook door ouders en begeleiders die de beste bedoelingen hebben. Gedurende de dag zijn er talloze interacties tussen kinderen en hun begeleiders (ouders, leerkrachten, andere begeleiders) waarin agressief, brutaal en onredelijk gedrag kan worden aangemoedigd. Aanhoudende op dwang gebaseerde interacties kunnen leiden tot agressieve gedragspatronen binnen een gezinssituatie.
De tegenhanger van beloning is straffen. Straffen is een negatief gevolg dat aan een gedrag gegeven wordt. Straffen verkleint de kans op herhaling van het gedrag. Zij zijn het meest effectief naarmate ze duidelijker in verband worden gebracht met het gedrag dat veranderd moet worden. Een straf die onmiddellijk gegeven wordt, heeft een groter effect op langer termijn dan een straf die pas na een lange tijd wordt gegeven.
Net als beloningen kunnen straffen in veel verschillende vormen voorkomen. Fysieke pijn is misschien de meest duidelijke vorm van straffen. Daarnaast is er de psychologische pijn zoals bij een vernedering, het wegnemen van iets aangenaams en de verplichting iets onaangenaams te doen.
Straffen en belonen zijn heel subjectief: wat bij de ene persoon werkt, werkt daarom niet altijd bij de ander. Onthouden van aandacht kan beleefd worden als een verschrikkelijke straf voor de ene persoon en een ander geheel onverschillig laten. Dit moet goed in de gaten gehouden worden bij personen die agressief gedrag vertonen. Een straf kan het respect voor iemand binnen een groep zware jongens verhogen. In zo’n geval is een straf een beloning.
Modeling
Een derde vorm van leren gebeurt door ‘modeling’. Een persoon bootst gedrag na dat hij waarneemt. Modeling is in feite leren door middel van observeren. Observationeel leren komt voor in alle groepen: we kopiëren gedrag dat we rondom ons heen zien. Kinderen imiteren gedrag van hun ouders, van andere kinderen, van figuren op televisie en van mensen op de straat. Hierbij is het zo dat zes á zevenjarigen zich het best die gedragingen herinneren die vertoond worden door de gelijke sekse.
Als we opmerken dat maatschappelijk gezien mannen veel meer geassocieerd worden met geweld dan vrouwen en ook reëel meer agressief gedrag blijken te stellen, dan lopen jongens de grootste kans tot imitatie van dit agressieve gedrag. Vooral het zien van ‘beloond’ agressief gedrag, zowel in films als in het ‘echt’ leidt tot meer en openlijk agressief gedrag. (Van Oelft e.a.,1997)
Dat observationeel leren een sterk leerproces is wordt aangetoond in bepaalde studies met betrekking tot peergroup counseling bij jongeren met agressief of gewelddadig gedrag. Onderzoek suggereert dat de gezamenlijke behandeling van deze jongeren vaak helemaal niet resulteert in een verbetering van het gedrag. (Dishion e.a., 1996) Ondanks de inspanningen van de begeleiders en ondanks de opzet van het begeleidingsprogramma blijkt dat jongeren vaak meer problematisch gedrag ontwikkelen.
De verklaring hiervoor wordt gezocht in het sterke identificatieproces met het afwijkende en normoverschrijdend gedrag dat deze jongeren vertonen. Met andere woorden, deze studies tonen aan dat begeleiding in een groep samen met andere jongeren met sociaal problematisch gedrag, ervoor zorgt dat de jongeren ‘het slechte voorbeeld’ krijgen. Er werd vastgesteld dat er een soort natuurlijke training gebeurd als jongeren afwijkend gedrag in hun omgeving kunnen zien. (Dishion e.a., 1994) Het ‘mentaal registreren’ van stoer, brutaal en afwijkend gedrag op de leeftijd van dertien tot veertien jaar correleert met een hogere mate van probleemgedrag bij diezelfde jongeren op de leeftijd van vijftien tot zestien jaar. Therapie en deskundige begeleiding kunnen dus kennelijk geen voldoende tegengewicht vormen voorinvloeden van andere jongeren.
De resultaten van negatieve peergroup interactie, waarbij geweld, brutaliteit, en delinquentie norm zijn, zijn ook in andere studies opzienbarend. In een reeks longitudinaal georganiseerde studies bleek dat jongeren delinquent gedrag van elkaar leren, elkaar erin bevestigen en dat de negatieve effecten duidelijk zichtbaar blijken tot lang in de volwassenheid.
Het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt kan te wijten zijn aan het feit dat jongeren die zich bevestigd voelen door gelach, door sociale aandacht en door aandacht voor afwijkend gedrag, geneigd zijn dit gedrag nog te doen toenemen. Risicojongeren zouden ook betekenisgeving en waardering putten uit deviatietraining; dit geeft een cognitieve basis voor motivatie om zelf delinquent gedrag te vertonen in de toekomst. (Dishion e.a., 1996)
Hoe komt het dat deze invloeden zo sterk zijn? Het komt erop neer, zo stellen deze auteurs, dat de voortdurende interacties tussen de probleemjongeren onderling, veel meer meewegen dan de interventies van volwassenen naar de probleemjongeren toe. Beïnvloeding van jongere tot jongere gebeurt soms heel subtiel, en wordt versterkt door het belang dat de jongere hecht aan de erkenning door de peergroup.
De conclusie van deze onderzoekers ligt voor de hand: men moet zeer voorzichtig zijn als men jongeren met probleemgedrag ‘samen plaatst’. Groepen zouden zeker ‘verdund’ moeten worden: men vond bijvoorbeeld dat probleem gedrag verminderd als men jongeren met antisociaal gedrag in een groep samen plaatst met jongeren met prosociaal gedrag. (Feldman, 1992)
Binnen dezelfde traditie is er baanbrekend werk verricht in het analyseren van hoe door subtiele leerprocessen (van jongsaf aan) een soort carrière in problematisch en antisociaal gedrag kan worden opgebouwd gedurende de kinderjaren en de jaren van adolescentie. (Patterson, 1982) De onderzoeker stelt een typisch, zij het wat over geschematiseerd ontwikkelingsscenario vast, waaruit blijkt dat problematische ouderschapsstijl vanaf jonge leeftijd kan leiden tot heel problematisch gedrag bij de jongeren. Bij volwassenen is dat eigenlijk niet anders: gedrag wordt beïnvloed door de voorbeelden die men om zich heen ziet.
Intern leren
Naarmate een persoon opgroeit, leert hij in toenemende mate intern. Een persoon ‘kiest’ het gedrag door een geheel van geïnternaliseerde of zich eigen gemaakte visies op wat hij is, wat tot zijn gedragsarsenaal behoort.
Dit intern werkmodel zal bij een typisch agressieve persoon wellicht anders zijn. Diegene die zich agressief gedraagt ziet brutaliteit, schreeuwen of fysiek geweld als iets dat tot zijn repertorium behoort en zal er ook gemakkelijker gebruik van maken. De manier waarop een niet-agressief persoon over zichzelf denkt is meestal totaal verschillend; redelijkheid, afwachtende of andere eigenschappen zijn typische stijlkenmerken.
Afleren van agressief gedrag
Vanuit de leertheoretische visie kan men stellen dat aangeleerd agressief gedrag ook weer kan afgeleerd worden. De praktijk echter leert dat dit minder simpel is dan het lijkt. Het op een andere, meer assertieve manier omgaan met situaties die frustrerend zijn, vraagt toch wel heel wat inter-relationele vaardigheden. Mensen die hierin beperkt zijn en ervaren hebben dat agressief gedrag loont, houden niet zelden aan deze communicatievorm vast. Ze missen ook dikwijls het nodige vertrouwen in en de veilige geborgenheid bij andere mensen om zich op een andere manier open te stellen.
Samenvatting leertheoretische visie
De leerpsychologische benadering stelt dat mensen agressief gedrag stellen als ze hierin aangemoedigd worden door personen of groepen in hun omgeving, of door omstandigheden die agressief gedrag belonen, aanvaardbaar, gewenst of noodzakelijk maken. Klassieke conditionering: associëren gebeurt als het ene element systematisch en herhaaldelijk in verband gebracht wordt met het andere. Operante conditionering: Agressief gedrag wordt aangewend als het prettige gevolgen kent of bekrachtigd wordt.
Agressief gedrag wordt soms achterwege gelaten omwille van de straf die er anders op volgt.
Modeling: Leren door middel van observeren is een sterk leerproces.
Intern leren: Naarmate een persoon opgroeit, krijgen we in toenemende mate intern leren. Een persoon ‘kiest’ het gedrag door een geheel van geïnternaliseerde visies op wat hij is, wat tot zijn gedragsarsenaal behoort. Agressief gedrag is afhankelijk van de situatie. De eigen “leergeschiedenis” en sociale omgeving zijn hierbij belangrijk. Deze leerprocessen liggen ook aan de basis voor het stellen van niet-agressief gedrag in situaties die nochtans ook frustrerend kunnen zijn. Hier wordt dan het niet -agressief gedrag bekrachtigd en het agressief gedrag bestraft.
Afleren van agressief gedrag vraagt interrelationele vaardigheden, vertrouwen en geborgenheid.